Al in de vroege Middeleeuwen kwam de Deerhound voor. Verspreid door Schotland zijn verschillende bewerkte stenen gevonden met daarop afbeeldingen van de Deerhound. Deze zijn terug te vinden in het National Museum of Antiquities of Scotland in Edinburg. De Deerhound werd gebruikt voor de jacht op herten. Een gevaarlijk werkje, want menige Deerhound heeft de confrontatie met een gewei met de dood moeten bekopen. De hond moest beschikken over eigenschappen als kracht, lenigheid en bovenal moed en passie. Uit overlevering blijkt dat in de 15de eeuw de jachhond van Noord Engeland geroemd werd.

Gillie & Deerhounds – ets by Frederick Taylort

In vroeger tijden mochten alleen clanhoofden, edelen en koningen Deerhounds bezitten, dit was vastgelegd in de zogenaamde Boswet. Deze werd in de 11de eeuw uitgevaardigd door Canute de Grote. Voor de edelen was de jacht een hele belangrijke bezigheid en bij het zogenaamde deerstaling (hertenjacht), was de hulp van Deerhounds noodzakelijk.

Rond 1830 was er bijna geen Deerhound meer te vinden. De grote aaneengesloten gebieden in Schotland werden gecultiveerd en er ontstonden tal van schapenhouderijen. Bovendien werd inmiddels voor de jacht het geweer gebruikt en het wild werd opgespoord door een ander soort jachthond. De Deerhound is een zichtjager en voor het opsporen van wild heb je een hond met een “neus” nodig. De Deerhound werd zeldzaam.

Het ras werd gered door de broers Lord Colonsay (hoofd van de clan MacNeill) en Forbes MacNeill. Zij begonnen in 1831 met behulp van vrienden raszuivere Deerhounds te zoeken. De lijnen waar ze gebruik van maakten waren van de Menzies familie, de MacDonnel’s of Glengarry, Cluny Macpherson, Colonel Mitchell en de familie Ross. Alleen de beste pups werden gebruikt voor de verdere fok. Ze moesten zich ook bewijzen in de jacht. De Deerhounds van de Colonsaylijn waren meestal licht geelbeige van kleur, wat wel weer gemakkelijk was voor de herkenbaarheid op jacht!

In 1856 begon het aantal Deerhounds weer terug te lopen. Er was een aantal fokkers in die tijd dat raszuivere honden fokte, John MacDonald, MacLaren en William Fogo. Ook de heer Cupples, en hij legde contact met Mr. Robertson, uit Engeland. Deze fokte met de honden van zijn oom, Kolonel David Ross en hield deze lijn in stand. In Engeland waren meer fokkers die actief bezig waren met het herstel van de Deerhound. Bekende namen van fokkers uit die tijd waren: Mr. Wright, Mr. Barr, Mr. Hickman en Mr. Parson.

By Herbert Thomas Dicksee

De honden werden niet alleen voor de jacht gehouden, maar ook uit liefhebberij. Het karakter van de Deerhound is zo bijzonder, dat hij ook als gezelschapshond zeer gewaardeerd werd.  En de tijd van de hondenshows brak aan. De eerste show was in 1859 in New Castle-on-Tyne.

De heer Weston Bell schrijft in 1892 het boek “The Scottish Deerhound”. Hij schrijft dat hij er verheugd over is dat er een Deerhoundclub opgericht wordt. In dat jaar werd ook de rasstandaard, samengesteld door de heren Hickman en Hood-Wright, goedgekeurd op een clubbijeenkomst. Later werd de standaard door de Kennel Club overgenomen en aanvaard.

Verschillende belangrijke fokkers van eind 1800 tot 2000 waren: Mr. Graham, Mr. Hickman, Mrs. Armstrong (Abbotsford), Mr. Weston Bell (Rossie), Mr. Hood Wright (Selwood), Mr. Rawson (St. Ronan’s), Miss Doxford (Ruritania), Mr. Cummings (O’the Pentlands), Miss Richmond (Bridge Sollers), Miss Linton (Geltsdale), Misses Loughrey (Ross), Miss Bell (Enterkine), Miss Hartley (Rotherwood) en Miss Noble (Ardkinglas). Deze namen zijn terug te vinden in de stambomen van de hedendaagse Deerhound.

lj3